De recente arbeidsgerelateerde veranderingen worden samengevat in de term ‘psychologisering van de arbeid’. De meeste veranderingen (zie tabel 1) vereisen namelijk de inzet van psychologische competenties en psychosociale vaardigheden van medewerkers. We hebben het dan bijvoorbeeld over om kunnen gaan met onzekerheid, sociale en communicatieve vaardigheden, bewaken van de eigen grenzen, bewaken van de werk-privé-balans en tonen van eigen regie en eigen initiatief. Denk aan de vrijheid die medewerkers dankzij internet tegenwoordig hebben om te werken op elk moment van de dag, vanaf elke willekeurige plaats. Het is bijvoorbeeld mogelijk om tijdens de pauze van je favoriete televisieprogramma nog snel de laatste punten van een rapport te verbeteren. Deze vrijheid zorgt ervoor dat werktijden geen grenzen meer vormen. Medewerkers moeten zelf in staat zijn de eigen grenzen te bewaken om mentaal fit te blijven. Het mentale kapitaal van medewerkers wordt dus steeds belangrijker; alleen beschikken over vakkennis en lichamelijke gezondheid is niet meer voldoende. Zonder mentale fitheid en motivatie kan niet aan de psychologische eisen die het moderne werk stelt tegemoetgekomen worden (Weehuizen, 2008). Dit zorgt ervoor dat het welzijn van mensen en medewerkers steeds belangrijker wordt binnen de huidige maatschappij en de strategie van organisaties.
De psychologische eisen van het moderne werk doen een steeds groter beroep op het mentale kapitaal van medewerkers dan voorheen. Dit verslechtert de mentale gezondheid van werkenden aanzienlijk. Dit komt doordat ons mentale kapitaal onvoldoende in conditie is om de recente en toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt bij te kunnen benen. Dat blijkt alleen al uit de enorme groei in het aantal mensen dat stress- en burn-outklachten ervaart. De World Health Organization (WHO) ziet stress als grootste gezondheidsepidemie van de 21e eeuw. Bovendien blijkt uit cijfers van TNO (2018) dat bijna één op de zes werkenden in Nederland burn-outklachten ervaart.